Fernando Pessoa/Álvaro de Campos – Triomf-ode

Voor het eerste nummer van het tijdschrift Orphéu, dat het modernisme in Portugal introduceerde, schreef Pessoa onder het heteroniem Álvaro de Campos een lange ode, een jubelzang op techniek en vooruitgang. In 1994 vertaalde ik het gedicht voor De tweede ronde, tijdschrift voor literatuur.

TRIOMF-ODE

Bij het schelle licht van de sterke fabriekslampen
Ben ik koortsig verhit en schrijf,
Schrijf knarsetandend, als een roofdier loerend naar de schoonheid hiervan,
Een schoonheid die de Oudheid niet kende.

O raderen, raderwerk, onafgebroken r-r-r-r-r-r-r!
Heftige kramp van de razende mechanieken!
Razend buiten en binnen in mij,
Door al mijn geprikkelde zenuwen heen,
Door alle papillen en alles waar ik mee voel!
Mijn lippen zijn droog, o moderne geluiden,
Omdat ik u hoor van te dichtbij,
En mijn hoofd gloeit van het verlangen om u te bezingen
Met een overdaad aan expressie van al mijn zinnen,
Met een overdaad die past bij u, machines!

Koortsig kijk ik naar de motoren als naar een tropische natuur
— Grootse menselijke tropen van ijzer en vuur en geweld –
En zing ik, bezing het heden en daarmee verleden en toekomst.
Want het heden is ook het verleden en de toekomst
En in de machines en gloeilampen zit Plato, zit Vergilius,
Omdat Vergilius en Plato bestaan hebben en mensen waren,
En stukken van de Alexander de Grote uit laat ons
zeggen de vijftigste eeuw,
Atomen die koorts zullen brengen in het brein van de Aeschylus
van de honderdste eeuw,
Schieten door deze kettingen en zuigers en vliegwielen,
Bruisend, knarsend, sissend, dreunend, ratelend,
En strelen overdadig mijn lichaam in één enkele streling van
de ziel.
Ach, kon ik mij maar uitdrukken zoals een motor zich uitdrukt!
Volmaakt zijn als een machine!
Triomfantelijk door het leven gaan als een nieuwste model
auto!
Mij lijfelijk van dit alles doordringen,
Mij openscheuren, openstellen, doorlaatbaar maken
Voor alle geuren van olie en hitte en steenkool
Van deze schitterende, zwarte onverzadigbare kunstflora!

Eén zijn met alle drijfkrachten!
De razende waanzin deel uit te maken
Van het kosmopolitische rijden
Der ijzersterke treinen.
Het noeste goederentransport der schepen.
Het wellustig trage draaien der hijskranen,
Het gedisciplineerde tumult der fabrieken,
En de sissend saaie bijna-stilte der transmissiesystemen!

Productieve Europese uren, ingeklemd
Tussen machines en nuttig gezwoeg!
Grote steden die stilstaan in de cafés,
De cafés — oasen van rumoerige nutteloosheid
Waar de geluiden en gebaren van het Nuttige
En de raderen en tandwielen en lagers der Vooruitgang
Zich kristalliseren en voorwaarts ijlen!
Zielloze nieuwe Minerva der kaden en stations!
Nieuw elan met de duur van het Moment!
Plaatstalen kielen die glimmen in de dokken,
Of op het droge, opgetild, op de hellingen der werven!
Internationale, transatlantische bedrijvigheid, Canadian-
Pacific
!
Lichten en koortsig tijd verspillen in bars en hotels,
Op de Longchamps en de Derbies en Ascots,
En Piccadillies en Avenues de l’Opéra die binnendringen
In mijn ziel!

Hela de straten, hela de pleinen, helaho la foule!
Alles wat langsloopt, alles wat stilstaat voor de etalages!
Zakenlieden; leeglopers; overdreven goed geklede escrocs;
Onmiskenbare leden van adellijke sociëteiten;
Groezelige dubieuze figuren; vaag gelukkige gezinshoofden,
paternalistisch tot in de gouden ketting over het vest
Van zakje tot zakje!
Alles wat voorbijgaat, alles wat voorbijgaat en nooit
voorbijgaat!
Opzichtige présence der cocottes;
Boeiende alledaagsheid (en wie weet wat daarbinnen?)
Van de burgervrouwtjes, meestal moeder en dochter,
Die over straat lopen met een of ander doel;
Het verwijfde, vals gracieuze der pederasten die traag
langslopen;
En al het gewoon elegante volk dat wandelt en zich laat zien
En toch een ziel heeft!
(O, wat zou ik graag de souteneur van dit alles zijn!)
De wonderlijke schoonheid van politieke corruptie,
Financiële en diplomatieke vingerlikschandalen,
Politieke agressie op straat,
En af en toe de komeet van een koningsmoord
Die als een schitterende verschijning langs
De heldere hemel van de dagelijkse beschaving flitst!

Tegengesproken krantenberichten.
Onoprecht oprechte politieke commentaren,
Nieuwsberichten passez à-la-caisse, grote misdaden —
In twee kolommen doorlopend op de tweede pagina!
De verse geur van drukinkt!
Net opgehangen nog natte affiches!
Gele vients-de-paraître met witte band!
Hoe heb ik u allemaal, allemaal lief.
Hoe heb ik u allemaal lief op alle manieren,
Met de ogen en de oren en de reuk
En met de tast (wat u betasten voor mij betekent!)
En met het verstand, als een antenne die u doet trillen!
O, wat zijn al mijn zinnen bronstig door u!

Mest, maaimachines, agrarische vooruitgang!
Landbouw, chemie en de handel haast een wetenschap!
O staalkoffers der handelsreizigers,
Dolende ridders der industrie,
Menselijke verlengstukken van fabrieken en kantoren!

O stoffen in de vitrines! O etalagepoppen! O laatste modellen!
O nutteloze spullen die iedereen wil kopen!
Hallo warenhuizen met afdelingen voor alles!
Hallo lichtreclames die aan en uit flitsen!
Hallo alles waar men vandaag mee bouwt, waar men vandaag
anders mee is dan gisteren!
Hé cement, gewapend beton, nieuwe technieken!
Verfijning der verheven dodelijke wapens!
Kurassen, kanonnen, mitrailleurs, onderzeeërs, vliegtuigen!
Ik heb u allemaal lief, lief als een roofdier.
Ik wil u verslinden,
Rol met mijn ogen en loer ziekelijk pervers
Naar u, gij grootse, banale, nuttige, nutteloze dingen,
Gij door en door moderne dingen,
Gij dingen van mijn tijd, huidige en komende vorm
In de stelselreeks van het heelal!
Gij nieuwe dynamische, metalen Openbaring van God!

O fabrieken, laboratoria, music-halls, lunaparken,
O pantserkruisers, bruggen, drijvende dokken —
In mijn warrige, gloeiende hoofd
Bezit ik u als een mooie vrouw,
Bezit ik u volledig als een mooie vrouw die je niet
liefhebt,
Die je toevallig ontmoet en aantrekkelijk vindt.

Helaho puien van luxewinkels!
Helaho liften van flatgebouwen!
Hela herbezettingen van ministersposten!
Parlementen, beleidsnota’s, begrotingsontwerpen.
Vervalste begrotingen!
(Een begroting is net zo natuurlijk als een boom
En een parlement net zo mooi als een vlinder.)

Hela belangstelling voor alles in het leven,
Want alles is het leven, van de briljanten in de etalages
Tot de nacht, mysterieuze brug tussen de sterren,
En de oude, ernstige zee die de kusten wast
En barmhartig dezelfde is
Als ze was toen Plato werkelijk Plato was,
Toen hij rondliep in zijn lichaam met daarin de ziel,
En sprak met Aristoteles, die niet zijn leerling zou worden.

Ik zou kunnen sterven verpletterd door een motor
Met het verrukkelijke gevoel van een vrouw die zich geeft.
Smijt mij in de ovens!
Gooi mij onder de treinen!
Ransel mij aan boord van schepen!
Masochisme door mechanieken!
Sadisme van God weet wat voor moderns en ik en lawaai!

Hopla-ho jockey die de Derby hebt gewonnen,
Klem je tweekleurige cap vast tussen je tanden!

(Zo groot zijn dat je door geen enkele deur naar binnen kunt!
Ah, kijken is bij mij een seksuele perversie!)

Hela, hela, hela, kathedralen!
Laat mij het hoofd breken tegen jullie scherpe richels.

En van straat weggedragen worden onder het bloed
Zonder dat iemand weet wie ik ben!

O trams, trolleys, metro’s,
Strijk langs mij heen tot ik kom!
Heila, heila, heilaho!
Lach mij uit recht in mijn gezicht,
O automobielen vol boemelaars en hoeren,
O vrolijk noch trieste massa’s op straat,
Bonte naamloze rivier waarin ik niet zo kan zwemmen als ik graag zou
willen!
Ah, wat een complexe levens, wat een toestanden in de huizen
van dit alles!
Ah, het leven kennen van hen allemaal, hun geldzorgen,
Hun huiselijke twisten, de onvermoede liederlijkheden,
De gedachten die iedereen heeft alleen op zijn kamer
En de gebaren die iedereen maakt wanneer niemand het kan zien!
Dit alles niet kennen is niets weten, o razernij,
O razernij die als koorts en bronst en honger
Mijn gelaat uitmergelt en soms mijn handen doet schokken
In absurde krampen midden in de menigte
In de straten vol botsingen!

Ah, en het vuile plebs, dat altijd hetzelfde lijkt,
Dat scheldwoorden bezigt als omgangstaal,
Wier zonen stelen uit de kratten der kruideniers
En wier dochters op hun achtste — en ik vind dit mooi en prachtig! —
Net uitziende heren gerieven in portieken.
Het gepeupel uit de bouw dat zich huiswaarts spoedt
Door sloppen haast onwerkelijk zo smal en zo goor.
Schitterend mensenvolk dat leeft als honden,
Dat lager is dan alle morele stelsels.
Voor wie geen enkele godsdienst werd gemaakt.
Geen enkele kunst geschapen,
Geen enkele politiek bestemd voor hen!
Wat heb ik u lief, omdat ge zo zijt.
Niet eens immoreel, zo verdorven, niet eens goed of slecht.
Onvatbaar voor vooruitgang,
Wonderlijke fauna op de bodem van de levenszee!

(Aan het scheprad op het erf bij mij thuis
Sjokt de ezel rond en rond,
En het geheim van de wereld is van die orde.
Veeg het zweet weg met uw arm, ontevreden werker.
Het zonlicht verstikt de stilte der sferen
En we gaan allemaal dood,
O donkere bossen in de schemering,
Bossen waar mijn kindertijd iets anders was
Dan wat ik thans ben…)

Maar ah, wederom de mechanische razernij!
Wederom de bezeten drukte der bussen.
En wederom het waanzinsgevoel tegelijk in alle treinen
Van alle delen der wereld te zitten,
Vaarwel te zeggen aan boord van alle schepen
Die om deze tijd het anker lichten of wegvaren uit de havens.
O ijzer, staal, aluminium, o ijzeren golfplaten!
O kaden, havens, treinen, o hijskranen, o sleepboten!

Hela grote treinrampen!
Hela ingestorte mijngangen!
Hela verrukkelijke schipbreuken der grote oceaanstomers!
Helaho revoluties her en der,
Grondwetswijzigingen, oorlogen, verdragen, invasies,
Lawaai, onrecht, geweld en wellicht binnenkort het einde,
De overrompeling van Europa door de gele horden,
En een andere zon aan een andere kim!

Wat doet dit alles ertoe, ja wat doet dit alles ertoe
Bij het vlammend rode lawaai van vandaag,
Het verrukkelijk wrede lawaai van de huidige beschaving?
Dit alles smoort alles, behalve het Moment,
Het Moment, half bloot en verhit als een stoker,
Het Moment, mechanisch en snerpend,
Het Moment, dynamische doorkomst van alle bacchanten
Van ijzer en brons en de dronkenschap der metalen.

Heia treinen, heia bruggen, heia hotels tijdens het diner,
Heia apparaten in alle maten en soorten, van ijzer, grof en
verfijnd,
Precisie-instrumenten, apparaten om te malen, te graven,
Installaties, boren, roterende machines!
Heia, heia, heia!
Heia elektriciteit, zieke zenuwen van de materie!
Heia draadloze telegraaf, metalen sympathie van het onbewuste!
Heia tunnels, heia kanalen, Panama, Kiel, Suez!
Heia heel ’t verleden binnen het heden!
Heia heel de toekomst reeds binnen in ons, heia!
Heia, heia, heia!
Vruchten van ijzer en nut van de kosmopolitische boomfabriek!
Heia, heia, heia, heiaho-o-o!

Ik weet niet of ik naar binnen besta. ik draai, tol, maak me.
Ze koppelen mij vast aan alle treinen.
Hijsen mij op op alle kaden.
Ik draai in de schroeven van alle schepen.
Heia, heiaho, heia!
Heia! Ik ben wrijvingswarmte en elektriciteit!
Heia! En de rails en machinefabrieken en Europa!
Heia en hoera voor mij-alles en alles, werkende machines, heia!

Met alles over alles heen springen! Hopla!

Hopla, hopla, hoplaho, hopla!
Hela! Heio! H-o-o-o-o-o!
Z-z-z-z-z-z-z-z-z-z-z-z!

Ah, dat ik niet iedereen en de hele wereld kan zijn!

foto’s Ana Carvalho.