HUILEN OM NEGO LELÉU − DE GESCHIEDENIS VAN BRAZILIË (BRAZILIË)

 

 

Het ging er soms hilarisch aan toe in Frankfurt, toen João Ubaldo Ribeiro daar in de herfst van 2013 samen met zijn vrouw Berenice te gast was. Op zijn geheel eigen, even vermakelijke als overweldigende manier weidde hij voor een aandachtig Duits publiek uit over allerlei clichés en misvattingen die bij de Brazilianen heersen over hun geschiedenis, was hij met zijn verhalen het middelpunt van een etentje en vertelde hij mij in een aparte ontmoeting over de ontstaansgeschiedenis van Brazilië Brazilië, dat dertig jaar geleden verscheen en in die drie decennia is uitgegroeid tot een veel, in 1991 ook in Nederland vertaalde klassieker.

Wat is dat eigenlijk, Brazilië? Bestond het land al voordat de Portugezen er voet aan land zetten? Als je de beroemde zangeres Maria Bethânia, zus van de nog beroemdere zanger / schrijver Caetano Veloso, mag geloven wel, want zij beweerde ooit in een tv-documentaire: ‘Wij Brazilianen werden gekoloniseerd door de Portugezen.’ Maar, kun je je afvragen, is zij zelf niet een afstammeling van die kolonisatoren?

In de prachtige centrale hal van het Frankfurter Literaturhaus grijpt João Ubaldo een vraag over de indianen en het magische Pindorama, het land dat de voorloper zou zijn geweest van Brazilië, aan om een klein hoorcollege geschiedschrijving en politicologie te geven.

‘Het klinkt heel poëtisch, Pindorama, maar het lijkt me niet erg waarschijnlijk dat volkeren die praktisch nog in het stenen tijdperk leefden enige notie hadden van geopolitiek en wisten dat Brazilië begint bij de deelstaat Rio Grande do Sul in het zuiden en eindigt bij een bergketen aan de grens met Venezuela. Als je sommige mensen mag geloven lijkt het wel alsof de Portugezen, toen ze in 1500 onder leiding van Pedro Álvares Cabral aankwamen in het nieuwe land, op het strand werden tegengehouden door een indiaans stamhoofd dat tegen hen zei: “Beseft u wel, waarde Portugezen, dat u Brazilië binnenvalt? We zullen de Verenigde Naties hier onmiddellijk van in kennis stellen.”

Ik bedoel: Brazilië werd bewoond door duizenden stammen die erger met elkaar overhooplagen en feller onderling oorlog voerden dan de Joegoslaven in de jaren negentig hier in Europa, maar ze hadden geen flauw benul van het feit dat ze op een grondgebied woonden dat later Brazilië zou heten. Ook de Portugezen wisten dat niet. Die dachten aanvankelijk dat ze op een eiland waren beland en noemden het Terra da Vera Cruz, “Land van het Ware Kruis”.

Er bestond nog helemaal geen Brazilië dat overvallen of gekoloniseerd kon worden. Brazilië werd pas een paar eeuwen later een geopolitieke entiteit. Ik ben voornamelijk afstammeling van Portugezen, en voor een klein deel, dat denk ik tenminste, van zwarten en indianen. De negers kwamen onder dwang hierheen, maar niet omdat ze door de Portugezen tot slaaf waren gemaakt, ook dat is een misvatting, nee, die negers waren tot slaaf gemaakt door hun eigen zwarte heersers. De Portugezen kochten hun slaven als koopwaar − bijvoorbeeld een partij van twee volwassen mannetjes, vijf vruchtbare vrouwtjes en laten we zeggen vijf jongen − die werd aangeboden door degenen die zichzelf niet als gelijken van de slaven beschouwden.

De tic om te zeggen dat Brazilië bezet is gaat zo ver dat toen ik dit betoog elders een keer hield en stelde dat niet alleen ik maar ook de zwarten afstamden van bezetters − ook al was dat in hun geval niet vrijwillig − en dat ze geen autochtonen waren, ik op de vingers werd getikt door een meisje van de Braziliaanse zwarte beweging en haast hysterisch door haar werd uitgescholden. “Wij zijn wel bezet!” gilde ze, alsof er ook maar één zwarte in Brazilië zat toen de Portugezen daar aankwamen.

Nee, het is heel simpel: Brazilië, dat wil zeggen het gebied dat nu het Braziliaanse territorium vormt, werd in de zestiende eeuw bezet door de Portugese kroon, die zich baseerde op de verdeling van de wereld tussen Portugal en Spanje zoals die door de paus in 1494 was vastgelegd in het verdrag van Tordesillas.’

 

Brazilië

 

En zo begon de roerige geschiedenis van het Portugese wingewest dat genoemd werd naar het hout dat de indianen voor hun verf gebruikten en dat vanwege de oranjerode kleur, als brasas, ‘gloeiende houtskool’, door de Portugezen brazielhout werd genoemd. In 1501 bereikten de Portugezen de Allerheiligenbaai met daarin het eiland Itaparica, waar dit boek zich grotendeels afspeelt. Op de smalle strook land aan de zeekant van de immense inham ontstaat in 1547 de eerste stad van Brazilië, Salvador da Bahia, tot 1763 tevens de hoofdstad van de kolonie. Het hele land rond de baai heet, vanwege de holle vorm Recôncavo.

De stad wordt in 1624 ingenomen door Piet Hein, maar een jaar later heroverd door de Portugezen. De Hollanders bezetten dan Pernambuco, een eind verder naar het noorden, waar ze blijven tot 1654, maar doen herhaaldelijk pogingen Salvador opnieuw in te nemen, vooral onder leiding van Prins Johan Maurits. Op het eiland Itaparica bouwen ze in 1647 een fort. De Itaparicanen gaan er prat op dat zij zelf de Hollanders hebben verdreven. Net als in andere delen van Bahia en Pernambuco wordt op het eiland suikerriet verbouwd op grote plantages, de fazendas, die verwerkt wordt in de engenhos, suikermolens. Het zware werk wordt gedaan door negerslaven, die vanaf de zestiende eeuw tot aan het eind van de negentiende eeuw in groten getale worden aangevoerd uit Afrika, eerst uit West-Afrika, later uit Angola en Mozambique. Het plantershuis op de fazenda heet het casa-grande, terwijl de slaven in de senzala of sanzala, het slavenverblijf, zijn ondergebracht. Een andere belangrijke economische activiteit, met name in de achttiende en een deel van de negentiende eeuw, is de walvisverwerking in de traankokerijen.

Na zestig jaar deel te hebben uitgemaakt van het Spaanse koninkrijk, wordt Portugal in 1640 opnieuw onafhankelijk onder het koningshuis van Bragança. De Hollanders steken vlak voor de onafhankelijkheid vanuit Recife de oceaan over naar Afrika en veroveren Luanda, waar ze zeven jaar blijven om de aanvoer van slaven veilig te stellen. Ze worden verdreven door een ontzettingsleger uit Brazilië en verdwijnen in 1654 ook uit Recife en de rest van Brazilië. Van het uitgestrekte rijk van de West-Indische Compagnie blijft alleen Suriname over.

Door de aanvoer van goud van het einde van de zeventiende tot ver in de achttiende eeuw draagt de kolonie Brazilië bij aan de rijkdom van het moederland, dat wil zeggen, vooral van de Portugese vorsten. Het leidt tot gemor en er gaan steeds meer stemmen op die de onafhankelijkheid eisen, maar de ‘oproerkraaiers’ worden op wrede wijze tot zwijgen gebracht.

In 1807 valt Napoleon Portugal binnen, waarop koning Dom João vi met zijn hele hofhouding naar Rio de Janeiro vlucht en vandaaruit het Portugese rijk bestuurt. Wanneer hij terugkeert naar Lissabon, komen de Brazilianen in opstand en op 7 september 1822 roept kroonprins Pedro, die in Brazilië was gebleven, de onafhankelijkheid uit (met de kreet Independência ou Morte, ‘Onafhankelijkheid of de dood’), waarna hij gekroond wordt tot keizer Dom Pedro i. De oorlog met het oude moederland duurt voort tot 1825, wanneer Portugal het nieuwe keizerrijk erkent.

Van december 1864 tot maart 1871 woedt er een bloedige oorlog tussen Paraguay, dat een deel van Brazilië bezet, en de drievoudige alliantie Brazilië, Argentinië en Uruguay, die het leven kost aan driekwart van de bevolking van Paraguay en vijftig- à zestigduizend Brazilianen. Op homerische wijze doet João Ubaldo Ribeiro er in dit boek verslag van.

Terwijl de handel in slaven in de hele westerse wereld verboden wordt, gaat hij in Brazilië gewoon door om de koffieplantages rond Rio de Janeiro en São Paulo van mankracht te voorzien. Maar ook hier rijst het verzet. Beroemd is de Revolta dos Malês: in januari 1835 komen vrijgelaten islamitische zwarten in Salvador, veelal werkzaam als winkeliers of ambachtslieden, in opstand tegen hun maatschappelijke en economische achterstelling en discriminatie. De opstandelingen bezetten de suikerplantages en bevrijden de slaven. Ze eisen juridische gelijkheid en vrijheid van godsdienst (slaven werden automatisch katholiek zodra ze in Brazilië aankwamen). De revolte wordt neergeslagen door het leger, de rebellen worden streng gestraft en het wordt moslims − malê betekent ‘moslim’ in het yoruba − verboden om zich ’s avonds nog op straat te vertonen. Pas in 1888 maakt de Lei Áurea, de Gouden wet, officieel een einde aan de slavernij in Brazilië. Het betekent tevens het einde van het keizerrijk, want een jaar later, op 15 november, wordt de republiek uitgeroepen.

Een van de pijnlijkste episodes uit de Braziliaanse geschiedenis zijn de strafexpedities tegen Canudos in 1896 en 1897. In een oude boederij in de sertão, het door droogte geteisterde, armoedige gebied in het noorden van Bahia, waarvan het meest dorre gedeelte caatinga heet (een streek waar ook de cangaceiros rondzwerven, bandieten die soms Robin-Hoodachtige trekken vertonen), verzamelt de religieuze fanaticus Antônio Conselheiro, de Raadgever, in de loop van de jaren negentig een groep getrouwen van havelozen om zich heen. De regering in Rio de Janeiro ziet in de snel groeiende gemeenschap een gevaar voor de stabiliteit van het land en stuurt het leger eropaf om de zaak op te lossen. De aanhangers van de Conselheiro kunnen drie aanvallen afslaan, de vierde keer delven ze het onderspit: meer dan vijfduizend van hen vinden de dood.

In 1930 komt Getúlio Vargas aan de macht, eerst als president en vanaf 1937 als dictator van de Estado Novo, de ‘Nieuwe Staat’. Het is de triomf van het corporatisme, de vorm van rechtse dictatuur waarbij alle lagen van de bevolking zogenaamd harmonisch met elkaar verbonden zijn onder een sterke, alles controlerende staat. Partijen en personen die zich daartegen keren, krijgen te kampen met repressie en vervolging.

Na de Tweede Wereldoorlog schuiven de militairen Vargas aan de kant. Er vinden rechtstreekse algemene verkiezingen plaats en in 1946 wordt onder president Dutra een nieuwe grondwet van kracht. Vier jaar later keert de oude dictator echter toch weer terug, nu als nieuwe president. Om politieke en persoonlijke redenen pleegt hij in 1954 zelfmoord in het presidentiële paleis in Rio de Janeiro.

Zijn opvolger, Kubitschek, zorgt voor ontwikkeling op allerlei vlakken. Onder zijn bewind wordt de nieuwe hoofdstad Brasília gebouwd en begint de economie te bloeien. Het leidt tot veel werkgelegenheid en dus vooruitgang, met name in het begin van de jaren zestig.

In 1964 vindt het leger de linkse koers die de in 1961 tot president gekozen socialist Goulart volgt te ver gaan en grijpt de macht. De generaals voeren een schrikbewind met buitensporig veel geweld en keiharde vervolging. Veel tegenstanders van het regime vinden de dood of ontvluchten het land. In 1979 komt er een eind aan de dictatuur, maar pas in 1985 trekt het leger zich volledig terug.

Brazilië Brazilië eindigt echter in 1977. Wat er daarna gebeurt is een ander verhaal. Voor een andere vuistdikke roman.

Foto Ana Carvalho