PORTUGEZEN, HOLLANDERS EN INDIANEN – EEN JEZUÏET IN BRAZILIË

Binnenkort digitaal in Portugal:

Een bloemlezing uit het verzameld werk van Padre António Vieira, zoals bezorgd door José Eduardo Franco en Pedro Calafate en uitgegeven door Círculo de Leitores.

Met een inleiding van José Eduardo Franco en Pedro Calafate

Samengesteld, vertaald en van een nawoord voorzien door Harrie Lemmens

Een fragment uit een preek in São Luís de Maranhão, met als thema de verleiding van Christus in de woestijn door de duivel en de behandeling van de indianen door de Portugezen.

Luister, beminde gelovigen, als in de onweerlegbare waarheden die ik u zojuist uiteengezet heb en in mijn bondige voorstel uw hele welzijn en geestelijke en wereldlijke hoop ligt; als u alleen langs die weg uw geweten gerust kunt stellen; als u langs deze weg uzelf en uw ziel kunt behoeden voor de hel; als wat u wereldlijk verliest zo weinig is en zelfs niets kan blijken, en de voordelen en gemakken die ervan verwacht worden zo aanzienlijk en groot zijn: wie kan dan zo’n slecht christen zijn, wie kan dan zo traag van begrip zijn, wie kan dan zo afkerig van God zijn, zo blind, zo ontrouw, zo vijandig jegens zichzelf dat hij geen genoegen neemt met iets wat zo rechtvaardig en nuttig is – dat hij het niet wil, dat hij er niet mee instemt, dat hij het niet omarmt? Laten wij christenen, uit eerbied voor Jezus Christus en omwille van de liefde waarmee deze zich vandaag in bekoring laat brengen om ons te leren dat we aan alle verleidingen moeten weerstaan, laten wij daarom vandaag de duivel vertrappen en moedig weerstaan aan die wrede bekoring, die zovelen in deze staat naar de hel heeft gevoerd en ons ook daarheen zal voeren. Laten we die zege opdragen aan Christus, laten we die glorie opdragen aan God, laten we die triomf opdragen aan de hemel, laten we ons berouw opdragen aan de hel, laten we deze oplossing opdragen aan het land waar wij leven, laten we deze eer opdragen aan de Portugese natie, laten we dit voorbeeld opdragen aan het christendom, laten we deze roem opdragen aan de wereld.

Late de wereld weten, laten de ketters en heidenen weten dat God Zich niet vergist heeft toen Hij de Portugezen tot veroveraars maakte en tot de predikers van Zijn heilige naam. Late de wereld weten dat er nog waarheid bestaat, dat er nog Godsvrees bestaat, dat er nog een ziel bestaat, dat er nog een geweten bestaat, en dat winst en eigenbelang niet zo absoluut en allesoverheersend zijn als men denkt. Late de wereld weten dat er nog mensen zijn die uit liefde tot God en Zijn verlossing winst en eigenbelang vertrappen. Te meer, beminde gelovigen, daar dat geen verlies van winst is doch vermenigvuldiging, verhoging, uitzetten en renteopbrengst. Zegt mij, christenen, als ge geloof hebt: wie is het die de goederen van deze wereld geeft, wie is het die ze verdeelt? God, zult ge zeggen. Dan vraag ik u: wat zal dan de beste ijver zijn om God ertoe te bewegen u vele goederen te geven: Hem dienen of Hem beledigen? Hem gehoorzamen en Zijn wet naleven of alle wetten schenden? Laat ons dus geloof hebben en ons verstand gebruiken.

Voor God is het om u te onderhouden en rijk te maken niet van belang of ge een Tapuia meer of minder hebt. Kan God u geen grotere oogst geven met tien akkers dan al uw ijver met dertig? Is het niet beter twee slaven te hebben die twintig jaar leven dan vier die in het tweede jaar sterven? Brengen tien kisten suiker die behouden in Lissabon aankomen niet meer op dan veertig die naar Algiers of Zeeland worden gebracht.? Welnu, als God beschikt over de nieuwe oogsten op aarde, als God beschikt over de duurzaamheid van de slaven, als God beschikt over wind, zee, zeerovers en koopvaardij, als alle goed en kwaad besloten ligt in Gods hand, als God u zo gemakkelijk en op zoveel manieren rijk of arm kan maken, wat voor waanzin, wat voor blindheid is het dan om te denken dat ge, noch gij noch uw kinderen, iets kunt verwerven wat tegen het dienen van God indruist? Dien God, draag zorg voor uw ziel en uw geweten en uw wereldse belangen zullen veilig zijn: Quaerite primum regnum Dei, et justitiam ejus, et haec omnia adjicientur vobis.[1] Maar als het niet zo is, worden onze belangen niet eens langs deze weg veiliggesteld, ook al dient men God en bekommert men zich om ziel en geweten, en snijdt men waar men snijden kan, ook al is het door het bloed en om het leven.

Zegt mij, christenen: als u in de macht van een tiran zou komen, die u van het leven zou willen beroven omwille van het geloof in Christus, wat zoudt ge dan doen? Uw leven geven, en duizend levens. Welnu, uw leven geven voor het geloof in God is hetzelfde als uw leven geven in dienst van God. Er is geen wreder tiran dan armoe en nooddruft, en lijden in de handen van die tiran om God niet te beledigen is martelaar zijn, zegt de heilige Augustinus. Niets van dit alles hoeft nodig te zijn, zoals ik u reeds heb uitgelegd, maar een waarachtig christen moet daartoe bereid zijn en met volle overtuiging.

Lieve Heer, dat is de bereidheid en de overtuiging die zulke trouwe katholieken voortaan in ere zullen houden. Niemand hier wil meer dan U dienen; niemand wil een andere baat dan U dienen; niemand streeft iets anders na dan eeuwig gehoorzaam zijn en aan Uw voeten liggen. Aan Uw voeten ligt het bezit, aan Uw voeten liggen de belangen, aan Uw voeten liggen de slaven, aan Uw voeten liggen de zonen, aan Uw voeten ligt het bloed, aan Uw voeten ligt het leven; opdat Ge erover beschikt, opdat Ge met alles en iedereen doet wat zich richt naar Uw heilige wet. Is het niet zo, christenen? Jawel, zo is het en zo zeg ik het u; zo zeg ik het u en ik beloof het God in naam van iedereen. Victorie dus van Christus, victorie, victorie tegen de grootste bekoring van satan. Moge satan sterven, mogen zijn bekoringen sneven, moge de zonde sterven, moge de hel sterven, moge het streven sterven, moge het winstbejag sneven; en moge enkel het dienen van God leven, moge het geloof leven, moge het christendom leven, moge het geweten leven, moge de ziel leven, moge Gods wet en wat die voorschrijft leven, moge God leven en mogen wij allen leven: hier op aarde met veel overvloed aan goederen, vooral de kosteloze; en in het hiernamaals die van de heerlijkheid tot in de eeuwen der eeuwen: Ad quam nos perducat, etcetera.

[1] Mt. 6;33 ‘Zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden’.

 

foto Ana Carvalho