Van Berlin naar Lisboa – Inleiding City2Cities festivalboek

Op maandag 4 januari 1982 fietste ik, voorbijgeslipt door walmende Trabants, door een dikke laag sneeuw vanuit Biesdorf, waar me een kamer was toebedeeld bij Herr Taubenheim (‘Könnten Sie mir vielleicht einen Farbfernseher besorgen?’), naar mijn eerste werkdag bij vertaalbureau Intertext in de Mauerstrasse, op een baksteenworp afstand van Checkpoint Charlie, toen ineens een zware basstem door de bruinkooldonkere en naar Abgasen stinkende lucht galmde: ‘Halt Kumpel! Sie fahren ohne Licht!’ Mijn verweer, ‘Kommt vom Schnee’, mocht niet baten en ik kwam te laat. Daags daarna haalde ik samen met Andrea, de bedrijfschauffeur (‘Könnten Sie mir vielleicht eine Jeans besorgen?’), mijn Habseligkeiten op uit de duiventil en verhuisde naar versgemaakte vrienden uit de Schwedterstrasse in de Prenzlauerberg, nu kleurrijk trendy centrum van cultuursnobs, toentertijd grauwe dekmantel van ondergrondse cultuurvernieuwing.

Omdat de Stasiman van mijn werkgever dat geen goed idee vond, kreeg ik een flat in Unter den Linden, pal tegenover de nimmer ondergaande zon van de Freie Deutsche Jugend. De opmaat voor een verblijf van bijna twee jaar, waarin ik schrijvers, fotografen, schilders, strebers en moderne Werthers leerde kennen, kortom, een doorsnede van Dantes Droom Republiek, de DDR.

De muur die paradijs en hel scheidde − wie nu eigenlijk opgesloten zat, was en is nog altijd onduidelijk − werd gesloopt en gewiekst verhandeld, maar door vele hoofden loopt nu nog een grens en oost en west zijn niet minder herkenbaar. Van Haupstadt der DDR is Berlijn weer de hoofdstad van Duitsland geworden, staatkundig maar vooral wat kunst en literatuur betreft. De stad bruist. Dichters spinnen webben, romanschrijvers leggen vast wat niet vergeten mag worden en kunstminnende burgers zwoegen tussen eeuwige Baustellen van oude glorie en nieuwe pracht door naar happenings, performances en Ausstellungen.

Armando schildert en schrijft over de stad waar hij lange tijd rondzwierf, straatgesprekken voerde en notities maakte. Toen ik tevens Nederlands doceerde aan de Humboldt Universität kon ik hem overhalen een illegaal gastcollege te geven in mijn flat, met boven ons hoofd twee verdiepingen Volksarmee en Stasi. Feind hört mit bleef het parool.

‘Berlijn maakt je beter’ zegt Wessi-dichter Ulf Stolterfoht. Zo is dat. Al was het maar vanwege het nie wieder na de oorlog en de Muur. Het nieuwe Berlijn is de vrijste stad van de wereld. Bij uitstek!

Twee jaar later was ik samen met mijn Portugese oud-collega Ana Carvalho − nu als fotografe op City2Cities aanwezig met een drieluik Berlijn-Utrecht-Lissabon − verhuisd naar Lissabon. Wat een licht! Wat een wit! Wat een kleuren! In het parkje tegenover onze etage in de kleine charmante wijk Alto de Santo Amaro, ingeklemd tussen het tradioneel communistische Alcântara en de eeuwigstromende Taag (door het raam zag ik Russische cruiseschepen en Amerikaanse oorlogsbodems traag door mistflarden onder de rode brug door schuiven), in dat parkje drentelden in afgedankte vliegeniersjasjes gestoken patiënten uit een nabijgelegen filiaal van het beroemde psychiatrische ziekenhuis Miguel Bombarda rond die mij, voor ik het zelf wist, de wereld van António Lobo Antunes in zogen. Lissabon is de rusteloze stad van Fernando Pessoa, maar niet minder decor en personage van deze grootmeester van de hedendaagse Portugese literatuur. In een duizelingwekkende stijl beschrijft hij, die zelf jarenlang als psychiater in Miguel Bombarda werkte, de burleske onderrand en de blasé bovenklasse van Lissabon met alles wat daartussenin wriemelt. Niet altijd opgewekt, soms wrang, maar altijd vol humor en liefde voor een stad waar hij in zijn columns en romans, vooral het magistrale Fado alexandrino, voortdurend doorheen reist.

Bedelend om sigaretten waren de patiënten ook een vooruitblik op Gonçalo M. Tavares, die in het begin van deze eeuw het letterenpodim op stormde en het ene boek na het andere de zaal in slingerde. Waaronder Jeruzalem, ook die roman speelterrein van waanzin en verkniptheid uit het krankzinnigengesticht. Met zijn geserreerde stijl en filosofische ondertoon sluit hij aan bij een Midden-Europese traditie, soms heel direct, zoals in de kleine parabels die hier zijn opgenomen, een ode aan Bertolt Brecht, de toneelgigant die eeuwig rust op de Dorotheenstädtischer Friedhof in de Berlijnse Chausseestrasse.

Minder saillant dan bij Lobo Antunes en veel meer historisch is Lissabon aanwezig in het werk van Nobelprijswinnaar José Saramago: de barokke pracht uit Memoriaal van het klooster, de sombere dreiging van het fascisme uit Het jaar van de dood van Ricardo Reis en het Moorse verleden uit Het beleg van Lissabon. Zijn eigen Lissabon is die oude, uit de middeleeuwen overgebleven Mouraria, de buurten rond het Castelo de São Jorge, met hun steile kronkelstegen en trapstraten, fado, zwerfkatten en drogend wasgoed. Daar komen we ook de merkwaardige zanger uit De zwarte uit de Mouraria van José Eduardo Agualusa tegen, de in Angola geboren schrijver die de hele Portugeestalige wereld in zijn boeken bijeenschrijft. Net als Dulce Maria Cardoso, die in 1975 samen met een half miljoen andere Portugese kolonisten halsoverkop naar Portugal vluchtte voor de chaos na de onafhankelijkheid en terechtkwam in de chaotische nasleep van de Anjerrevolutie, is hij meer dan thuis in Lissabon, want Lissabon is een smeltkroes. Al eeuwen. En ondanks, of dankzij de brand en tsunami van 1755 de mooiste stad van de wereld. Veruit!

foto’s Ana Carvalho

City2Cities

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.