António Lobo Antunes De laatste deur voor de nacht

ANTÓNIO LOBO ANTUNES

A ÚLTIMA PORTA DA NOITE

I got the feeling that something’s not right

Stealers Wheel

https://www.youtube.com/watch?v=7jFGjC2MpUU

(De laatste deur voor de nacht)

453 bladzijden.

 

De laatste (binnenkort voorlaatste) roman van Lobo Antunes, uit 2018, vertelt op zijn onnavolgbare wijze het waargebeurde verhaal van een zakenman die op een afschuwelijke manier wordt vermoord en ‘opgeruimd’ door zijn oude zakenpartner, die een groep afpersers leidt. De vijf leden van de groep doen beurtelings verslag van de moord in een garage, onder de ogen van het dochtertje van de zakenman, en hoe ze ten slotte worden opgepakt. Bovendien, of misschien gaat het daar eigenlijk om, vertellen ze over hun eigen leven. Wrange verhalen zijn het, in de typografische trant die we gewend zijn van Lobo Antunes. De titel verwijst naar het sprookje van Blauwbaard en naar de opera die Bela Bartók op basis daarvan maakte. Want ja, ook een vrouw speelt een belangrijke rol: de zus van het slachtoffer, die de fantasie van alle vijf prikkelt en tevens de bron van hun frustratie is. Behalve Bartók ademt de roman voor mij ook de sfeer – zeker door de wreedheid van de misdaad in de parkeergarage en de verwijdering van het lijk – van Reservoir Dogs van Tarantino.

 

De groep bestaat uit de leider, de ‘doutor’, advocaat, diens broer, eveneens advocaat, een ervanário (kruidenmenger of apotheker) en twee krachtpatsers die het geld moeten innen, de eerste genaamd cobrador do bilhar (hij doet niets anders dan biljarten) en de tweede genaamd segundo cobrador. Ze lossen elkaar af in het afrollen van de plot. Eén zin keert telkens terug, meer uitgesproken als hoop dan als zekerheid, want de vijf worden steeds banger vanwege het onderzoek door de politie: ‘Zonder lijk geen misdaad.’ Ze hebben het lijk in een ton met zoutzuur gestopt en die in de rivier gegooid, de perfecte misdaad, dachten ze. Maar het net om hen heen wordt strakker en de zenuwen worden steeds groter.

Maar ook nu weer een ‘eigenlijk’: eigenlijk gaat het over vijf mannen die allemaal klaar moeten zien te komen met hun onmacht en angsten, die zich soms geen raad weten en wegvluchten in een wereld die niet bestaat, die hun stoere schijn nooit voor zichzelf hebben, maar die ook geleidelijk in het bijzijn van de anderen laten varen. De spanning zit in deze ontwikkeling, hoewel ook in de staccato verteltrant waarop de misdaad en de oplossing daarvan (door een politie die grotendeels slechts ‘verborgen’, indirect aan het woord komt) uit de doeken wordt gedaan.

 

Laten we even luisteren naar de vijf stemmen:

 

Als eerste de biljartspeler: ‘De ochtend dat mijn zwager stierf belde hij mij zelf wakker om me totaal van de kaart te laten weten dat hij had gedroomd dat hij dood was, terwijl ik, meer dood dan levend, verwikkeld in een warrige droom met beesten en dwergen, mijn vrije hand, die nog niet helemaal van mij was, uitstrekte op zoek naar de tijd op het nachtkastje, want daar laat ik die als ik ’s avonds mijn horloge van mijn pols haal, veel en veel sneller dan in de provincie, in de stad is alles zo beweeglijk, waardoor ik het grietje dat bij me woont een schop gaf (…)’

 

Als tweede de broer van de advocaat: ‘Ik woon hier graag, naast een middelbare school, want terwijl ik alleen maar ouder word, blijven de meisjes altijd even oud, waardoor ik veel zin heb om mijn vrouw daar in te schrijven en zo te verhinderen dat ze urenlang over de wasbak gebogen zit, ik reed, en naar grijze haren speurt terwijl ze met minutieuze gebaren lokken wegduwt en mij zonder me aan te kijken vraagt

‘Zie je dat dan niet?’

en nee, natuurlijk zie ik op zo’n afstand, ik reed samen met, geen grijze haren, maar ik zie wel dat haar kont dikker wordt, dat haar taille verdwijnt en dat de rimpels bij haar mondhoeken haar lippen tussen aanhalingstekens zetten, waardoor woorden toch altijd minder waard worden, ik reed samen met de apotheker in de auto achter het busje aan terwijl de deur van de garage in het achteruitkijkspiegeltje langzaam dichtschoof (…)’

 

Nummer drie is de apotheker: ‘Ik hou niet van het donker op het platteland, want ik weet nog goed dat toen ik klein was in het dorp mijn stiefvader tegen me zei terwijl hij door het luikje in de nacht keek

‘Morgen is het vollemaan dan komen de weerwolven wie weet komt er hier een binnen en neemt je mee’

en ik natuurlijk gelijk in tranen, mijn moeder die met haar rug naar ons toe de vaat stond te doen

‘Laat die jongen toch met rust’

 

Nummer vier de tweede incasseerder: ‘Ik werd zeven op een woensdag, ongeveer twee weken voor ik op school kwam, voor dag en dauw werd ik wakker in de rotsvaste overtuiging dat ik al groot was en inderdaad, in de spiegel boven de wasbak gefronste wenkbrauwen, grijs haar zou ik nu ook wel gauw hebben, fantastisch, bijvoorbeeld admiraal zijn, of kapitein, en iedereen commanderen en

‘Halt’

zeggen na drie keer op een fluitje blazen en dan iedereen vol ontzag blijven staan wachten, doodsbang voor mij (…)’

 

En de doutor als laatste: ‘Ze gaat godzijdank altijd eerder naar bed zodat ik als ik zelf ga slapen alleen maar een bos haar op het kussen zie liggen, een voet vol tenen

(tien, vijftien?)

onder het laken uit en daartussenin een lang zwellend en inzakkend reliëf dat ik probeer te mijden door op de rand van de matras te gaan liggen en me daar alleen te wanen, en ik knip het lampje aan mijn kant aan om me minder alleen te voelen en het helpt niet, dit is helemaal niet wat ik had verwacht, dit is helemaal niet wat ik wou, de dichte gordijnen en de dichte deur maken het me moeilijk adem te halen, ik draai mijn trouwring rond en denk aan mijn moeder, die nooit naar me toe kwam als ik haar nodig had, denk aan de secretaresse die twee weken geleden begonnen is en die tenminste glimlacht, hoe oud zou ze zijn, zesentwintig stond op haar staat, en haar laatste baan was receptioniste bij een tandarts (…)’

 

Drie keer (vijftien hoofdstukken) gaat het in deze volgorde, dan komt de biljarter drie keer achter elkaar, waarna hij wordt gearresteerd. Daarna de broer van de doutor twee hoofdstukken achter elkaar, vervolgens de apotheker, de tweede inner en de doutor tweemaal in die volgorde achter elkaar. Dan zijn ze allemaal opgepakt, ondanks de afwezigheid van het lijk.

 

Fascinerend, zonder meer, voor wie van lezen houdt!

 

Harrie Lemmens